En de leugens blijven maar komen vanuit de politiek...
Asielinstroom Overheden verwachten dit jaar bijna 100.000 nieuwe asielverzoeken. Rutte houdt het op 58.000. Gevolg: onrust en verwarring.
In tegenstelling tot wat premier Mark Rutte (VVD) op 11 februari aan
de Tweede Kamer heeft gemeld, werken betrokken overheden wel degelijk
met het scenario dat er in 2016 93.600 vluchtelingen naar Nederland
zullen komen. Het verantwoordelijke ministerie van Veiligheid en
Justitie, opvangorganisatie COA, de provincies en de gemeenten hanteren
deze prognose bij het plannen van de nodige opvangcapaciteit. Dat blijkt
uit onderzoek van
NRC en
Reporter Radio (KRO-NCRV).
Nieuwsuur meldde
in januari dat het kabinet een ambtelijke prognose negeerde over de
komst van 93.600 nieuwe asielzoekers in 2016. In het debat over de
asielinstroom dat op 11 februari volgde, verweten oppositieleiders Rutte
dat hij op die manier het volk voor de gek hield. Ze waarschuwden hem
dat hij weerstand en wantrouwen zou opwekken en problemen bij het
opvangen van asielzoekers zou veroorzaken, als hij tegen beter weten in
een te lage prognose zou aanhouden.
De premier weersprak die lezing. De hoge prognose was simpelweg
verouderd, en hield geen rekening met nieuwe (inter)nationale plannen om
de vluchtelingenstroom te verminderen. Om die reden, zei Rutte,
hanteert het kabinet nu 58.000 vluchtelingen als „aantal waarop wij gaan
zitten”. Die 58.000, zo zei Rutte erbij, „is natuurlijk nog aan de zeer
forse kant”.
Maar op datzelfde moment, op het ministerie van Binnenlandse Zaken
600 meter verderop, werd tijdens een topoverleg van de zogenaamde
Landelijke Regietafel Verhoogde Asielinstroom gezegd dat alle overheden
die betrokken zijn bij de opvang van vluchtelingen moeten uitgaan van
een instroom van rond de 93.600. Dit overleg vond onder voorzitterschap
van minister Ronald Plasterk (Binnenlandse Zaken, PvdA). Er werd een
„grote discussie” gevoerd over de prognoses, zo blijkt uit notulen van
het overleg. De hoogst verantwoordelijke ambtenaar van de
verantwoordelijke staatssecretaris Klaas Dijkhoff (Justitie, VVD), de
directeur-generaal Vreemdelingenzaken, benadrukte daar herhaaldelijk dat
er in de afspraken met provincies en gemeenten voor opvang, het
zogenaamde Bestuursakkoord, „wordt uitgegaan van 94.000”. Bronnen
bevestigen de strekking van die notulen.
Leidende prognose
Die
hoge instroomcijfers zijn daarna overgenomen door de provincies, blijkt
uit het verslag dat de Drentse commissaris van de Koning Jacques
Tichelaar (PvdA) aan collega’s stuurde. Hij was namens de provincies
aanwezig bij het overleg. Hij schreef: „De verwachte instroom is daarmee
nog steeds 93.000 vluchtelingen. Daarmee is ook gerekend in het
bestuursakkoord.”
En ook het ministerie van Veiligheid en Justitie
baseert zijn planning van de benodigde asielopvang op dat getal, zo
blijkt uit een „vertrouwelijk” intern document uit januari. Twee dagen
na de datering van het document schreef Dijkhoff desondanks aan de
Tweede Kamer: „Verschillende organisaties binnen de vreemdelingenketen
en de overheid bereiden zich ondertussen voor op een instroom van
58.000.” Dijkhoff voegde wel toe dat er naar overige scenario’s werd
gekeken.
In een reactie op de bevindingen van
NRC en
Reporter Radio
erkent een voorlichter van het ministerie dat „het bestuursakkoord is
uitgegaan van 93.600. Dit sluit aan bij het getal waarmee de diensten
uit de vreemdelingenketen werken”. Volgens de de voorlichter is dat niet
in tegenspraak met de uitleg van Rutte tijdens het debat. „Het
bestuursakkoord was geen expliciet onderdeel van de discussie tijdens
dat debat.”
Dat Rutte en Dijkhoff de instroom van 58.000 asielzoekers in het
openbaar als leidende prognose blijven aanhouden, zorgt bij betrokken
overheidsorganisaties voor onrust en verwarring. Die kunnen zich zo niet
goed voorbereiden op de vluchtelingenstroom die hen realistisch lijkt.
Uit
interne stukken blijkt dat zij vrezen nog voor de zomer overspoeld te
raken. Hoewel dat de opvangcapaciteit het afgelopen jaar al flink is
uitgebreid, dreigt eind dit jaar een tekort van zelfs 50.000 plekken.
Met de druk van gemeenten om te kiezen voor kleinschalige opvang met
minder dan 300 plekken, zou dit betekenen dat bijna elke gemeente er een
asielzoekerscentrum van die omvang bij moet maken.
Nu wordt in de
begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie nog uitgegaan
van 58.000 asielzoekers in 2016. En hier dreigt door het spel met de
cijfers ook een probleem. Niet alleen kost elke extra plek geld.
Naarmate ze sneller moeten worden opgeleverd (omdat er te weinig
voorbereidingstijd is) worden plekken ook duurder – bijvoorbeeld omdat
betrokken leveranciers weten dat ze een betere onderhandelingspositie
hebben.
Ook zijn de ‘makkelijk’ beschikbare opvanglocaties, zoals
evenementenhallen en kazernes bijna allemaal in gebruik. Nieuwe plekken
zijn steeds lastiger te vinden, duurder en minder makkelijk om te bouwen
tot opvang.
Urgentie
Provincies en
gemeenten lopen nu al achter bij het regelen van de benodigde opvang.
Zelfs uitgaande van de lage prognose hebben zij daar nog maar 10 procent
van gecreëerd, zo blijkt uit interne stukken. Omdat het kabinet aan de
lage prognose vasthoudt, is het voor burgemeesters moeilijk urgentie en
draagvlak te creëren om die achterstand in te lopen.
Dijkhoff,
politiek verantwoordelijk voor de opvang, verwees ook omfloerst naar al
die problemen in het debat vorige maand, door te zeggen dat als zich
inderdaad 94.000 vluchtelingen melden „ik niet op mijzelf zou wedden”
dat het zou lukken om genoeg opvang te regelen.
Bron: NRC